Opeens was het stil
door Rinus Bot
(Foto Unsplash/@tandemxvisuals)
Toen mijn vader nog huisarts was, keken wij ’s avonds vaak naar ‘Vinger aan de Pols’. Het televisieprogramma over ziekte en gezondheid, gepresenteerd door de onvolprezen Ria Bremer. Niet omdat mijn vader dit nodig vond voor mijn opvoeding of zijn bijscholing. Wel om zich voor te bereiden op de grote toeloop van patiënten die de daaropvolgende dagen allemaal met dezelfde gezondheidszorgen in zijn spreekkamer zaten. Net als bij zoveel andere klachten was zijn belangrijkste medicijn een goed gesprek waarmee deze zorgen werden weggenomen.
Als docent aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst heb ik vergelijkbare ervaringen. Er lopen veel studenten rond met een grote maatschappelijke betrokkenheid. Fantastisch – maar het kompas van sommigen is heel erg gevoelig voor de wekelijkse uitzendingen van ‘Tegenlicht’ of ‘Zembla’. En dan wordt het lastig om goede begeleiding te geven. De ene week is digitalisering van de leefomgeving het leitmotief. Een week later is het hele ontwerp omgegooid omdat de studenten een uitzending hebben gezien over de impact van genetische manipulatie in de landbouw.
Architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten doen niets liever dan vraagstukken oplossen. Wat dat betreft zijn het net wiskundigen. Geef ze een puzzel en ze gaan direct aan de slag om een elegante ruimtelijke oplossing te bedenken. En precies dat is de grootste valkuil, waar veel van mijn vakgenoten op dit moment met open ogen intuinen; we zien het dagelijks leven om ons heen instorten door een bijzonder venijnig virus en gaan onmiddellijk op zoek naar een ruimtelijk medicijn.
(www.anderhalvemeterstore.nl)
Het heilig vuur van de ontwerpers werd aangewakkerd door een opmerking van premier Rutte: ‘Houdt er rekening mee dat de anderhalvemetersamenleving het nieuwe normaal zal zijn’. Binnen 24 uur hadden enkele architecten al plannen klaarliggen voor gebouwen die aan de 1,5 meter-norm voldoen. Stedenbouwkundigen hadden binnen 48 uur visies om die gevaarlijk pandemische steden ingrijpend te verbouwen zodat er geen enkel risico meer is dat mensen elkaar fysiek tegen het lijf lopen. En landschapsarchitecten zagen hun kans schoon om voorstellen te tekenen waarin straten en parken keurig uitgelijnd zijn op een grid van 3 meter, de nieuwe gulden snede.
En ik? Ik moest elke keer denken aan die studenten die elke week zo in de war raken van een uitzending van ‘Tegenlicht’ en die patiënten in mijn vaders spreekkamer met de gezondheidsklacht van de week. Tijdens een Zoom-borrel van MUST deelde ik mijn gedachten met mijn collega-architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten. En al pratend kwamen wij tot de conclusie dat er weliswaar veel anders en beter kan in onze steden, maar dat de anderhalvemetersamenleving in ieder geval nooit het nieuwe normaal mag worden. In de Corona-oorlog vormden wij zo een kleine verzetsbeweging.
Iedere verzetsbeweging heeft een manifest. Die van ons paste in een simpele tweet: “Nieuwsgierig naar de visie van MUST op de 1,5 meter samenleving? Die is er niet! Wij werken aan de stad van de toekomst, niet aan trending topics. In de stad van de toekomst zijn wij nog steeds sociale wezen die het best gedijen in nabijheid van anderen, mentaal en fysiek.”
Er meldde zich gelijk een grote groep medestrijders – maar zoals in iedere oorlog volgden er echter ook felle tegenaanvallen. Vooral de architect die als slimme puzzelaar voor ieder probleem een elegant ruimtelijk medicijn weet te vinden voelde zich van zijn voetstuk getrokken. Kort samengevat: “Als de samenleving een probleem heeft MOET de architect klaarstaan om dit op te lossen! Je onttrekken aan deze verantwoordelijkheid is hoogverraad.” De vraag of de pandemie opgelost of voorkomen kan worden door gebouwen en steden anders te ontwerpen, wordt niet gesteld. De puzzel, het programma van eisen, is immers helder: iedereen moet overal 1,5 meter afstand van elkaar kunnen houden.
(Still www.rekentube.nl)
Ik wil de goede bedoelingen van mijn vakgenoten niet in twijfel trekken. We willen allemaal onze bijdrage leveren aan een betere samenleving, denk ik. Maar het vakgebied is enig opportunisme niet vreemd. Als ergens werk van gemaakt kan worden dan staan architecten graag vooraan. Ik help iedereen graag herinneren aan de tijd dat ontwerpers vol enthousiasme alle steden wereldwijd volledig hebben verbouwd om ruimte te maken voor de toekomst (lees automobiliteit). En nu, na 50 jaar sloop en nieuwbouw, blijkt dat de auto misschien helemaal niet zo zaligmakend is, staat mijn beroepsgroep weer vooraan om alle ingrepen uit het verleden met evenzoveel energie ongedaan te maken. Vaak denk ik dan; misschien hadden we bij de opkomst van de auto even wat minder hard moeten laten zien hoe goed wij puzzeltjes kunnen oplossen.
Misschien was het beter geweest om even niets te doen en af te wachten tot de storm gaat liggen. De stad is een eeuwenoud robuust systeem dat zich niet zomaar laat opereren zonder ernstige wonden achter te laten. En precies dat denk ik nu ook.
De anderhalvemetersamenleving is geen blauwdruk voor de stad van de toekomst, maar een tijdelijke maatregel die op medische gronden noodzakelijk is om de pandemie te beteugelen. De bestrijding van de pandemie ligt niet in de handen van architecten en stedenbouwkundigen. Dit moeten we overlaten aan medici en gedragswetenschappers.
Laten we, in plaats van driftig te gaan tekenen aan een stad die bestand is tegen Corona-aanvallen, deze bijzondere tijd gebruiken om vooral goed na te denken over steden en gebouwen die aansluiten op onze toekomstige behoeften. Want we hebben nu wel de kans om ons te bezinnen en te onderzoeken wat wij nu zo missen aan het stadsleven dat tot stilstand is gekomen. En laten we vooral verkennen wat we liever niet meer terug willen. Kortom, doe nu even niets waar je later weer spijt van krijgt. Gebruik deze tijd om eerst eens na te denken over de vraag, in plaats van gelijk te ontwerpen aan een mogelijk antwoord.
Wat mij betreft moeten we onszelf de vraag stellen hoe wij als ontwerpers kunnen bijdragen aan een Rechtvaardige Stad die mensen ruimte biedt om zichzelf te ontplooien en hen tegelijkertijd de gelegenheid biedt om zelf vorm te geven aan die stad.
Nu onze steden even wat rustiger aan doen, zie je dat er een grote latente behoefte is om de openbare ruimte toe te eigenen. Stoepen komen weer tot leven nu er even geen toeristenstromen langs marcheren en fietsers veroveren de rijbanen nu er minder auto’s rijden.
Zou het niet zonde zijn als deze ruimte voor stadsbewoners straks weer verdwijnt? En wat leren we van de enorme drukte in de stadparken, bossen en stranden? Wat mij betreft maakt dit duidelijk hoe ongelofelijk belangrijk het is dat iedere stad ademruimte heeft om er gezond en gelukkig te kunnen leven.
Kortom, laten we nu de gelegenheid gebruiken om goed met elkaar na te denken over onze toekomst en verkennen hoe we met elkaar een stap in de goede richting kunnen zetten. Ons hele stedelijke systeem moet namelijk weer opnieuw opgestart worden. En als je slim bent installeer je dan ook een aantal updates. Tegelijkertijd maak ik mij geen enkele illusie dat dit makkelijk zal gaan. Want eerdere crises hebben ons geleerd dat niets zo makkelijk is als terugvallen in ons oude gedrag, als de kans zich weer voordoet. En dat zal nu niet anders zijn.
Wouter Veldhuis, architect en stedenbouwkundige, is mede-oprichter en directeur van Must, een invloedrijk stedebouwkundig bureau dat gespecialiseerd is in stedelijke vernieuwing, strategieën voor stad en regio, cartografie en onafhankelijk onderzoek. Hij is ook bestuurslid van Stad-Forum, een onafhankelijke denktank die de gemeente Amsterdam adviseert over stedelijke ontwikkeling.
door Wouter Veldhuis