Corona Diaries
door Irina Birger
Amsterdam in de lente is zonnestralen op een plat dak, is het geluid van buswielen door een plas. Is het klokkenspel van de Westertoren dat vanachter versgroene bomen klinkt. Is rillend in het Vondelpark omdat je dacht geen jas meer nodig te hebben. Is veertig minuten fietsen van Bos en Lommer naar Science Park met een haastig opgeduikelde zonnebril op je neus, is door de stortregen weer terug. Is een terras tot in de schemer, is een biertje, wijntje, colaatje op het balkon. Is het verre gedreun van de Aprilfeesten, van Koningsdag, van Bevrijdingsfestivals vol zonlicht. Is regendruppels op het grachtoppervlak en een bankje in de Jordaan.
Ik bekijk de bomen tegenover mijn huis nu al een poos met een vleugje jaloezie. Terwijl hierbinnen de tijd lijkt stil te staan, zie ik ze buiten omvormen van kaal en dor naar heldergroen. Aprilregens storten neer en worden opgezogen, bladeren lijken te ademen in een zondvloed. De reflectie van de stilte in het Singel breekt zich op. Normaal gesproken kruisen onze levens elkaar hier als mieren; op, onder, door en langs elkaar. Naar het werk, naar de tram, naar het park, naar de bus, naar de kroeg, terug naar huis. We trekken in lijnen en cirkels door de straten. Nu trekken we vooral cirkels door de woonkamer, leven op honderdduizenden eilandjes naast elkaar. Een gehele stad in ruimtes van schamele vierkante meters gevouwen.
Als het weer kan, dan ga ik fietsen. Neem ik de pont naar het Noordelijkste puntje van Noord en dwaal ik af, zoals rivieren naar de zee. Ik wil over elke straat van de stad meanderen. Ik wil zij aan zij liggen in het vochtige gras van het Westerpark en mijn ogen dichtknijpen voor de felle zon. Ik wil in een eindeloze rij aan de rand van de Herengracht zitten en mijn benen over het grauwe water laten bungelen. Ik wil dansen over het IJ, in de fietsfile over de Rozengracht, praatjes maken met volslagen vreemden in de bus. Ik wil de stad zien zuchten van verlichting.
Het is heimwee naar iets dat maar een armlengte bij me vandaan is. Maar deze lenteregen duurt niet eeuwig. Dus kom, laten we nog even schuilen. Daarna schijnt de zon weer op mijn platte dak. Worden de bomen hoe dan ook weer groen.
Ik wilde een hoopvolle ode schrijven aan Amsterdam in de lente, wanneer de stad op haar mooist is. Want hoe gek de situatie nu ook is, en hoe lang die ook mag duren – het wordt altijd weer lente.
door Hanna de Vos