Vrijheidsfriet bij Slechthorend Amsterdam in de straat
door Marja de Kinderen, Slechthorend Amsterdam
Tombola
Zoals het als middelbare scholier geweest was, zo voelde het ontwaken deze weken, maanden. Wazig, op zoek naar welke dag van de week het zou zijn en dan het moment waarop het klikte. Een toets, buitengym in de regen, een spreekbeurt voor Duits. Met de herinnering aan het programma werd het ongemak in haar buik vastgezet, genoeg om de dag vanaf het begin te verzwaren, elke beweging moeilijk te maken.
Soms huilde ze ineens olieachtige, hete tranen tijdens de meest banale handelingen als het ophangen van de was, het verzamelen van oud papier. Het waren dit soort handelingen die haar dagen nu vulden en hoe meer dagen er volgden, dagen zonder rugnummer, dagen zonder doel, hoe minder ze gedaan kreeg.
Niet eerder werd ze geregeerd door wat onzichtbaar was, door iets wat voor iedereen onbekend was, maar het enige gespreksonderwerp, het enige geluid dat als een lage bromtoon de hele dag een gevoel van ongemak resoneerde. Niet eerder was een bepaalde hoeveelheid leegte van levensbelang, niet eerder werden leefregels in kapitalen op de sociale media aanbevolen. Ze voelde zich verstrikt in een onzichtbaar web van maatregelen, gevaren en grafieken, een onvrije amateur in het leven.
Je kunt nog zoveel, zeiden de optimisten die wezen naar groter leed op andere plekken. Een nogal perverse vorm van troost, een drenkeling vertellen dat het fijn is dat ze niet in brand staat. Dan waren er de optimisten die spraken over campagnes van liefde, gemeenschapszin en berichten van wonderbaarlijke genezingen. Er waren trollen die nergens in geloofden, behalve deze tijd als de start van de totale vernietiging van alles. Er waren stoïcijnen die glad als natgeregende kiezelstenen leken, een binnenwereld verborgen hielden. Waar ze zelf toe behoorde wist ze niet, elke dag heen en weer geslingerd tussen standpunten, haar gevoelsleven nauw verwant aan het laatst gelezen artikel.
Menselijk contact werd voorzichtig aanbevolen tegen somberte, tegen het verdwijnen in de brij van tijd, uiteraard enkel volgens de spelregels. Daarom wandelde ze zo nu en dan op gepaste afstand met bekenden, hoewel die afspraken nu ook langzaam opdroogden. Het voelde ongepast, het was misschien toch niet verstandig. Allemaal woorden niet eerder de kern vormden van haar leven, van welke afspraak dan ook.
De thuiszittende mensen deden intussen flink met grapjes en filmpjes, met spontane virtuele bijeenkomsten, met tekeningen en knuffelberen voor het raam. In de winkels werd er gezwegen en werden de verplichte winkelmandjes na gebruik ontsmet door een jongen die vroeger stelselmatig genegeerd werd als onderknuppel en nu een vitaal beroep bleek te hebben.
Dit was er van de wereld geworden, een tombola waarvan de spelregels elke dag werden gewijzigd. En nu de mensenlevens zich steeds meer binnenshuis afspeelden, bedacht ze een manier om nabijheid te voelen, een manier zonder overtredingen.
Elke dag fietste ze een stukje, korte stukjes, een minuut of tien hooguit. Ze nam afslagen die ze niet kende, fietste door doodlopende straatjes in uitgestorven woonwijken. Dan zocht ze naar de fietsenrekken met het beste uitzicht op de straat, fietsenrekken waar een plekje vrij was, het liefste naast een goed uitziende fiets. Haar barrel zette ze er netjes neer, verstandig op alle sloten, hoewel ze zich niet kon voorstellen dat een fietsendief nu nog een afnemer zou vinden. Ze gaf haar zadel een bemoedigend tikje, en liep dan rustig terug naar huis.
’s Nachts droomde ze van gebeurtenissen in de straat waar haar stalen ros logeerde, leefde ze de avonturen van haar fiets. Zo was er het geflirt met de Van Moofs, het opschrikken van een auto die voor het rek parkeerde. Ze droomde over gesprekken en roddels, voelde de aanraking van fietsen die opzij werden geduwd door bewoners, voelde schrik van de botsing met een voetbal van spelende kinderen. Ze rook de sigaretten van hondeneigenaren, ze rook de dauw van de vroege ochtend.
Deze manier van leven maakte haar nachten tot dagen en vulde haar hoofd met een vrijheid die ze eerder verloren was. En wanneer ze zich dan uitrekte, voelde het of haar banden een beetje lucht kregen.
Na het ontbijt wandelde ze naar haar fiets, een hoofd vol verhalen. Bij het weerzien streelde ze zachtjes over de bagagedrager om daarna samen een nieuw plekje uit te zoeken.
In mijn korte verhalen is de werkelijkheid vaak een beetje vloeibaar, in de tekst getiteld ‘Tombola’, is dat ook het geval.
door Revka Bijl