Nee verkopen: 25-10-20
door Mathilde muPe
Het is vrijdag 27 maart 2020 en ik fiets op volle snelheid de tuin uit om de pont te halen. Het is nog vroeg en de koude wind snijdt in mijn droge handen. Zover ik kan kijken zie ik geen beweging op de Meeuwenlaan. Op de hoek aangekomen kruisen twee mannen in een wit met blauw busje mijn pad. Lugubere sprookjes lijken de bron van de maatregelen die zij vandaag moeten handhaven.
De klep van de pont gaat anderhalve seconde te vroeg omhoog. Gelukkig gaat hij na wat vriendelijk zwaaien ook weer omlaag zodat ik samen met twee andere fietsers mee kan naar de overkant. Geen ochtendgroet, geen blik, geen enkel contact is er tussen mij en de anderen. Ik tuur over het IJ. We verlenen voorrang aan een vrachtschip, bemant door een eenzame kapitein voor wie de huidige situatie niet veel verandering met zich meebrengt. Het gele licht van de ochtendzon weerkaatst vanaf het water in mijn slaperige ogen. Wat zal dit nu weer voor dag worden?
De pont verbindt ons met de kade en we schieten de stad in. Op een normale dag word je tijdens deze lancering van alle kanten gehinderd door bakfietsen en brommers of door voetgangers die onzeker bij het zebrapad staan te hinken. Vandaag is het stil. Koud en kil als een stad waar ieder moment een bom op kan vallen. Geen tegenliggers, geen rolkoffers, geen dag waarop de wereld aan onze voeten ligt.
Ik duik onder het Centraal Station door en bevind me razendsnel tussen heuvels van opgestapelde vuilniszakken in de uitgestorven straten van het centrum. De buschauffeurs vervoeren niet veel meer dan zichzelf en de trams glijden als lege hulzen voorbij. In de verte staan drie mannen in met verf besmeurde overalls een sigaretje te roken naast hun openstaande busje. Ze hebben schijt aan de anderhalve meter afstand die iedereen van elkaar moet houden om besmetting te voorkomen. Als ik dichterbij kom wendt één van de mannen zijn hoofd af van de groep. Diep vanuit zijn longen hoest hij wat slijm in zijn elleboog.
Tientallen verlaten straten later kom ik aan bij het Vondelpark. Normaal is er hier op dit uur nog weinig te beleven maar tijdens deze crisis is het park veranderd in een soort ‘fontein van de eeuwige jeugd’ waar iedereen even lekker kan vergeten wat er in honderden ziekenhuizen in de wereld aan de hand is. Ik heb nog tien minuten om op mijn werk te komen en ik probeer snel tussen alle hippe hardlopers door te slalommen zonder frontale botsingen met andere verbaasde fietsers te veroorzaken. Twee perfect afgetrainde billen zorgen ervoor dat mijn benen even vergeten te trappen. Mijn ogen hebben hun slaperigheid inmiddels wel verloren en in deze fontein is ook mijn simpele mannenbrein binnen twee minuten de weg kwijt.
Ik trap mezelf snel het park uit, waar ik nog een paar kilometer kan bijkomen van deze contrasterende tocht. Niet iedereen ligt onder een dekentje te beven totdat het virus samen met de allerzwaksten vertrokken is, maar misschien is het ook wel fijn dat er in deze stervende stad nog ergens iets te bruisen valt.
Het is eind maart 2020 en Amsterdam gaat steeds verder op slot. Als journalist ben ik nog elke dag op de fiets onderweg van Noord naar West. Langzaam zie ik het leven uit de stad verdwijnen. Onderweg kom ik nog wel een heel opvallend contrast tegen. In dit verhaal lees je hoe het is om in deze bizarre situatie door de stad te fietsen.
door Sjoerd Zijlstra